Ongebruikelijke transacties leiden niet tot strafzaken

    Op 27 juli 2020 verscheen onder meer in Trouw het bericht dat de meldingen van ongebruikelijke transacties bijna niet tot strafzaken leiden.

    Zoals uit het bericht volgt worden door banken grote aantallen ongebruikelijke transacties gemeld. In het jaar 2019 ging het om 155.000 meldingen in totaal. De Financial Intelligence Unit (FIU), die deze meldingen nader onderzoekt,  bestempelde daarvan zo’n 39.000 meldingen als verdacht. Dat is een kwart van alle meldingen.

    Deze verdachte transacties gaan naar het Openbaar Ministerie, die er een strafzaak van zou kunnen maken. Dat laatste gebeurt nu vrij weinig. Dit komt omdat de kwaliteit van de meldingen daartoe vaak ontoereikend is. De doorgezette meldingen door de FIU hebben nog veel nader onderzoek nodig. Zelfs dan is het nog niet duidelijk of de zaak wel kans van slagen heeft bij de rechter.

    In deze column zal ik mijn visie geven op hoe het nu komt dat de meldingen ontoereikend zijn. Daarnaast geef ik enkele handvatten in het beantwoorden van vragen van banken.

    Hoe komt het nu dat meldingen ontoereikend zijn

    1. Er worden meldingen gedaan, waarbij er geen sprake is van een ongebruikelijke transactie.
    2. Er worden geen nadere vragen gesteld aan meldende instellingen.

    Geen ongebruikelijke transactie

    Nadat banken op de vingers zijn getikt voor onvoldoende naleving van de Wwft, merken wij dat in het kader van transactiemonitoring veel vragen worden gesteld aan klanten van banken. Zo wordt er onder meer gevraagd bewijsstukken aan te reiken van bepaalde transacties en/of de toedracht nader te duiden.

    In veel gevallen kunnen vragen daarmee naar tevredenheid van de bank worden beantwoord en worden dossiers na beantwoording van vragen gesloten.

    Inmiddels hebben wij als kantoor veel ervaring opgedaan met de vragen die door banken worden gesteld. Daarom is voor ons vaak helder met welke achtergrond een vraag wordt gesteld. Datzelfde geldt voor de informatie die daarvoor zou moeten of kunnen worden aangereikt.

    Voor een ondernemer of dienstverlener is dat niet altijd het geval, juist omdat een duidelijke vraagstelling of toelichting op de vraag ontbreekt. Het komt dan geregeld voor dat de communicatie spaak loopt. De bank acht zich niet voldoende geïnformeerd en de klant raakt geïrriteerd omtrent vervolgvragen en/of een mededeling dat de bank zich onvoldoende voorgelicht acht. Dat geldt des te meer indien medewerkers van de bank conclusies trekken uit zeer beperkte informatie, die niet strookt met de visie van de klant.

    Soms houden vragen ook geen verband met een transactie, maar worden deze ingezet voor het vormen van een beeld en/of de risicoclassificatie van de klant. Als dat wordt onderkend, kan vaak met een korte toelichting daarop een visie worden gegeven.

    Sommige medewerkers van banken gaan echter zo ver in hun vraagstelling, dat het niet meer gaat om zaken die voor wet- en regelgeving van belang zijn, maar wordt getreden in de zakelijke afwegingen die de klant maakt en/of de wijze waarop de administratieve verwerking plaatsvindt. Soms worden door accountants of administrateurs boekingen ook nog gekwalificeerd bij het opstellen van de jaarrekening. Het is niet de taak van de bank dat werk nog eens over te doen. Bovendien raakt dit ook niet meer de gebruikelijkheid van een transactie. Enige aanleiding te veronderstellen dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van witwassen (in de vorm van belastingfraude of iets dergelijks) levert dat niet op.

    Wat kan er dan gebeuren? Er wordt dan gemeld, omdat de vragen niet afdoende zijn beantwoord en de bank schermt dan soms met het opzeggen van een relatie. Hebben we dan feitelijk te maken met een ongebruikelijke transactie? Nee.

    Dit soort meldingen zouden moeten worden voorkomen. Het systeem van de meldingen wordt daarmee vervuild. Zorg voor een heldere communicatie en heb begrip voor elkaars werk.

    Hoe vindt de melding vervolgens plaats?

    Een melding is vaak kort. Er wordt aangegeven welke transactie als ongebruikelijk is aangemerkt en wat daartoe de beweegreden is. Klopt die informatie en is de informatie voor de FIU voor de afweging of een transactie ongebruikelijk is of niet toereikend? Het antwoord op deze vraag luidt waarschijnlijk ontkennend.

    Opvolging bij melding

    In de praktijk maken wij haast nooit mee dat naar aanleiding van een melding nadere informatie wordt ingewonnen of opgevraagd bij de melder. De vraag is: wat heeft melden dan voor zin? In het verleden zorgde dat voor minder bereidwilligheid te melden, want een melder krijgt ook geen terugkoppeling met betrekking tot een melding.

    Nu lijkt het vaak te gebeuren ter voorkoming van het niet doen voldoen aan wet- en regelgeving voor de meldende instelling.

    Goede meldingen

    Laten we er met elkaar voor zorgen dat:

    1. Meldingen (slechts) worden gedaan bij ongebruikelijke transacties door goede communicatie vanuit de instelling en de klant;
    2. De FIU gebruik maakt van de mogelijkheid nadere informatie in te winnen bij de meldende instelling om tot een juiste kwalificatie van verdacht of niet te komen;

    Dit alles zodat slechts die transacties in systemen terechtkomen of blijven die er toe doen en op basis daarvan kan worden besloten welke zaken zich lenen voor eventueel strafrechtelijk onderzoek.

    Auteur: Priscilla de Haas
    Gepubliceerd op: Nextens