Is de wet echt recht?

    Er zijn verschillende manieren de wet te duiden: de tekstuele, de wetshistorische en de teleologische interpretatie. Bij de laatste methode hanteert de rechter een uitleg van een wetsregel voor het geval er geen passende juridische regel voorhanden is, of de regel tot onredelijke uitkomsten zou leiden. De rechter kan dan kijken wat het (vermeende) doel van de wet of regel is en dit doel als leidraad nemen in plaats van de tekst. Biedt die methode de mogelijkheid aan een wettelijk vereiste voorbij te gaan? Kennelijk niet. Getuige de uitspraak van de Hoge Raad van 28 juni 2019.

    Hoge Raad 28 juni 2019

    Mevrouw X was in 2013 gescheiden en had vier kinderen, waarvoor zij zorg droeg. In geschil was of zij in 2013 voor alleenstaande-ouderkorting in aanmerking kwam. Artikel 8.15 Wet IB (tekst 2013) stelde voor die korting de eis dat de belastingplichtige en het kind gedurende zes maanden staan ingeschreven op hetzelfde adres in de gemeentelijke basisadministratie. Aan deze eis was niet voldaan, omdat belanghebbende en haar kind op verschillende briefadressen stonden ingeschreven vanwege huiselijk geweld en stalking. De verblijfplaats waren zij genoodzaakt geheim te houden voor de ex-echtgenoot.

    Een puur taalkundige interpretatie zou met zich brengen dat geen korting wordt toegekend aan een alleenstaande ouder wiens veiligheid in het geding is. De A-G benadrukte in zijn conclusie dat niet in geschil is dat aan alle materiële eisen is voldaan: (i) geen partner, (ii) huishouding met geen ander dan kinderen, (iii) in belangrijke mate het kind onderhoudend en (iv) gezamenlijke huishouding met dat kind. Slechts aan de inschrijvingseis voldoet zij niet om veiligheidsredenen.

    De Hoge Raad geeft aan dat de doelstelling van de inschrijvingseis geen verdergaande betekenis heeft dan het mogelijk te maken de alleenstaande ouder aanspraak te geven. Dat heeft echter niet tot gevolg dat aan de inschrijvingseis kan worden voorbij gegaan indien dat om veiligheidsredenen niet kan. Daarbij werd mede van belang geacht dat voor 2013 in de Wet GBA niet was voorzien in voorwaarden voor inschrijving op een briefadres.

    Uitleg doel en strekking

    Op het moment dat bij een belastingbesparende constructie in strijd met doel en strekking van de wet wordt gehandeld, biedt het inroepen van misbruik van recht (fraus legis) de mogelijkheid aan de tekstuele interpretatie voorbij te gaan. Waarom bestaat er niet een soortgelijk instrument indien een tekstuele interpretatie onbillijk uitpakt voor een belastingplichtige?

    Hardheidsclausule

    Artikel 63 Algemene wet inzake rijksbelastingen biedt de bevoegdheid aan de Minister voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, welke zich bij de toepassing van de belastingwet mochten voordoen. Aan toepassing van dit artikel wordt weinig tot geen gevolg gegeven. Het is bovendien niet mogelijk om een beroep op deze bepaling te doen bij de rechter.

    Waarom geen algemene billijkheidstoets?

    Uiteraard is het niet aan de rechter om op de stoel van de wetgever te gaan zitten, maar in de praktijk komen we met name in de situaties van alleenstaande ouders geregeld wetteksten tegen die in de praktijk onredelijk uitpakken, zoals het geval waarin de Hoge Raad afgelopen vrijdag een oordeel moest vellen. Wat maakt de situatie van deze alleenstaande moeder nu anders dan van degene die wel op hetzelfde woonadres staan ingeschreven?

    De last die op de moeder drukt is geen andere. In het kader van toeslagen hebben wij dit ook voorbij zien komen, indien iemand gehuwd is met iemand uit het buitenland, maar feitelijk wel alle kosten alleen voor haar kinderen draagt. Waarom wordt zij dan niet als alleenstaande gezien? Of wat in geval de partner vertrokken is, maar nog geen scheiding is aangevraagd. Op zo’n moment zou toch een clausule moeten kunnen worden ingeroepen, waarbij wordt getoetst aan doel en strekking van wet? Dan kan de toets worden aangelegd en in hoeverre de situatie anderszins gelijk is aan de situatie waarbij wel aan alle formele vereisten is voldaan? Dit alles geldt zeker als aan de belastingplichtige geen verwijt kan worden gemaakt indien niet aan alle formele vereisten wordt voldaan. Zijn wij uiteindelijk niet op zoek naar een rechtvaardige uitkomst op basis van de wet?