Arbeidsongeval: Strafrechtelijk of bestuursrechtelijk optreden?

    In maart 2018 verschenen er diverse artikelen in de media waarin werd vermeld dat het aantal ongevallen in de bouw zou zijn verdubbeld. Daarbij werd overigens wel onderkend dat er de laatste jaren veel meer wordt gebouwd en verbouwd dan tijdens de crisis.

    De Arbeidsomstandighedenwet (‘Arbowet’) vormt veelal het algemeen kader bij arbeidsongevallen.

    De Arbowet wordt grotendeels bestuursrechtelijk gehandhaafd. Het strafrecht is gereserveerd voor de ernstige overtredingen die zijn aangewezen als economische delicten volgens de Wet Economische Delicten.

    De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (‘ISZW’) is belast met de handhaving van de Arbowet. Na een (ernstig) arbeidsongeval zullen de Arbeidsinspecteurs van ISZW snel ter plaatste komen en een onderzoek starten. Zij zullen onder andere procedures opvragen, de plaats van het ongeval onderzoeken en met betrokken personen willen spreken.

    In het geval dat sprake is van een arbeidsongeval met dodelijke afloop wordt er (vrijwel) altijd een strafrechtelijk onderzoek gestart onder leiding van een Officier van Justitie. In de meeste gevallen wordt dat ook expliciet kenbaar gemaakt aan de vertegenwoordigers van het betrokken bedrijf. Naast het betrokken bedrijf kunnen ook medewerkers/bestuurders dan als verdachte worden aangemerkt, bijvoorbeeld de feitelijk leidinggever of de opdrachtgever. De feitelijk leidinggever komt volgens de ‘Aanwijzing handhaving Arbeidsomstandighedenwet’ als verdachte met name in beeld als er sprake is van een samenwerking tussen meerdere bedrijven. Pas nadat is vastgesteld dat een rechtspersoon een bepaald strafbaar feit heeft begaan, komt aan de orde of iemand als feitelijk leidinggever daarvoor strafrechtelijk aansprakelijk is. Het kan bij feitelijk leidinggeven gaan om een actieve bijdrage die tot de verboden gedraging heeft geleid maar ook om een passieve rol waardoor een verboden gedraging zodanig is bevorderd.

    In het geval dat sprake is van een arbeidsongeval met (zwaar) lichamelijk letsel is echter niet altijd (direct) duidelijk of sprake is van een strafrechtelijk- of een bestuursrechtelijk onderzoek. Het komt regelmatig voor dat er na zo een ongeval informatie wordt opgevraagd door de betreffende Arbeidsinspecteur(s) zonder dat er wordt medegedeeld of sprake is van bestuursrecht of strafrecht. Het is overigens ook mogelijk dat een strafrechtelijk onderzoek wordt opgestart en dat later wordt afgeschaald naar het bestuursrecht. Het omgekeerde is ook mogelijk: een bestuursrechtelijk onderzoek kan overgaan in een strafrechtelijk onderzoek.

    Het is van groot belang om zo spoedig mogelijk duidelijkheid te verkrijgen of sprake is van een bestuursrechtelijk- of strafrechtelijk onderzoek. Indien dit niet expliciet door de betreffende Arbeidsinspecteur wordt medegedeeld, is het aan te raden om hier zelf actief naar te vragen voordat u informatie verstrekt of een gesprek (lees verhoor) aangaat. Indien sprake is van een strafrechtelijk onderzoek, dan is het van belang om te weten wie als verdachte wordt/worden aangemerkt en ter zake waarvan. Bij twijfel dient zekerheidshalve te worden uitgegaan van een strafrechtelijk onderzoek en alle rechten en plichten die daarmee gepaard gaan.

    De rechten en plichten zijn in beide trajecten immers verschillend. Het gaat voornamelijk om verschillen in de verplichting tot medewerking en het recht op kennisneming van stukken. In een strafrechtelijk onderzoek is een getuige bijvoorbeeld niet verplicht tot medewerking en (dus) ook niet verplicht tot het beantwoorden van vragen van een opsporingsambtenaar. In het bestuursrecht geldt in beginsel wel een algemene verplichting tot medewerking. Een verdachte heeft een zwijgrecht en recht op kennisneming van processtukken. In het bestuursrecht kent men het begrip ‘verdachte’ niet en wordt alleen gezegd dat iemand niet verplicht is tot antwoorden als aan hem of haar mogelijk een bestraffende sanctie zal worden opgelegd.

    Daarnaast kunnen beide trajecten geheel andere consequenties hebben voor het betrokken bedrijf maar ook voor de betrokken werknemers/bestuurders. Het bestuursrecht richt zich meestal alleen tot bedrijven. In het strafrecht is dat anders. De impact van een strafrechtelijk onderzoek is veelal groot en wordt vaak in de hele organisatie gevoeld. In de eerste plaats ervaren werknemers/bestuurders het als (zeer) belastend en veelal onrechtvaardig indien zij persoonlijk als verdachte worden aangemerkt terwijl zij zich altijd voor 100% hebben ingezet voor hun werkgever. In de tweede plaats geldt dat een opsporingsonderzoek vaak lang duurt zodat zij een lange periode in onzekerheid verblijven omtrent de mogelijke gevolgen. In de derde plaats kunnen er tijdens een strafrechtelijk onderzoek dwangmiddelen worden ingezet zoals een doorzoeking of een aanhouding. Een openbare terechtzitting, zou die volgen, heeft tevens een grote impact, zeker als er pers aanwezig is. Ten slotte kunnen er (bij zeer ernstige verwijten en in uitzonderlijke gevallen) gevangenisstraffen worden opgelegd. De impact daarvan behoeft geen nadere toelichting.

    Het meest bekende voorbeeld van een grootscheeps strafrechtelijk onderzoek in de bouw is de ingestorte steiger in de Amercentrale te Geertruidenberg. De instorting van de steiger leidde tot de dood van vijf personen en drie personen liepen (zwaar) lichamelijk letsel op. Onder andere de hoofdaannemer, onderaannemers en de ontwerper van de steiger werden strafrechtelijk vervolgd. Hierbij werd een onvoorwaardelijke celstraf opgelegd aan de ontwerper wegens dood door schuld. Het steigerbouwbedrijf zou roekeloos hebben gehandeld.

    Maar ook bij incidenten waarbij geen sprake is van roekeloosheid, kunnen strafrechtelijk worden gehandhaafd. Op een bouwplaats was bij de uitvoering van een bouwproject een prefabwand van 12 ton omgevallen waarbij het slachtoffer, die op dat moment werkzaamheden op de bouwplaats verrichtte, om het leven kwam. De Rechtbank acht van belang dat de Arbeidsinspectie (thans ISZW) het ongeval wijt aan het verkeerd gekozen/gemonteerde vloeranker en de gehanteerde werkwijze van het plaatsen van de wanden. De Rechtbank overweegt onder andere: “Verdachte heeft zich te passief opgesteld door er vanuit te gaan dat de werkwijze voor het plaatsen van de wanden bij de zzp-ers bekend was en dat zij hiervan mocht uitgaan omdat zij het werk uitbesteed had. ”

    De Rechtbank veroordeelt de verdachte voor overtreding van art. 32 Arbeidsomstandighedenwet en legt een boete van € 10.000 op.mr. Elisa Benhaim

    Bij arbeidsongevallen geldt vrijwel altijd: hoe eerder rechtsbijstand wordt ingeroepen van een gespecialiseerd advocaat, hoe effectiever de rechtsbijstand en hoe meer schade kan worden voorkomen voor het bedrijf en voor de betrokken werknemers/bestuurders. Dat geldt zowel voor een bestuursrechtelijk onderzoek (ter voorkoming van een strafrechtelijk onderzoek en ter voorkoming van hoge boetes, dwangsommen, stilleggingen etc.) als voor een strafrechtelijk onderzoek ter bescherming van de belangen van het betrokken bedrijf of die van betrokken werknemers/bestuurders. In veel gevallen zal worden geprobeerd om de gang naar de rechter te voorkomen. Dat kan echter alleen indien het Openbaar Ministerie bereid is om te spreken over een buitengerechtelijke afdoening in de vorm van een (voorwaardelijk) sepot dan wel een transactie.

     

    Elisa Benhaim