Vordering: meewerken of niet?

    Artikel 19 WED (Wet op de economische delicten) verleent opsporingsambtenaren de bevoegdheid inzage te vorderen van gegevens en bescheiden en daarvan kopieën te maken.

    In de praktijk zien wij dat opsporingsambtenaren veelal verzoeken gegevens en bescheiden te overleggen zonder deze concreet te vorderen. Waar bij het merendeel van de ondernemers en burgers gehoorzaamheid voorop staat, bent u al snel genegen aan een dergelijk verzoek gevolg te geven.

    Als wel (direct) een vordering wordt gedaan, bent u wellicht nog meer genegen direct aan het verzoek gevolg te geven, waar artikel 26 WED het opzettelijk niet voldaan aan een vordering eigenhandig strafbaar stelt als economisch delict.

    Wat is de aanwijzing of verdenking?

    Het is echter wel allereerst van belang vast te stellen van welk feit je wordt verdacht, waar de vordering ook kan worden gericht aan de verdachte, dan wel ten aanzien van welk feit concrete aanwijzingen bestaan, nu er voor een vordering nog geen redelijk vermoeden van schuld hoeft te zijn in de zin van art. 27 Sv.

    Van belang?

    Op het moment dat het feit of de feiten bekend zijn, is een vervolgvraag of de gegevens of bescheiden in het belang van de opsporing dan wel redelijkerwijs voor de vervulling van de opsporingstaak nodig zijn. In de praktijk stuiten wij nogal eens op het feit dat gegevens of bescheiden worden gevraagd die geen relevantie ten aanzien van de vermeende economische delicten hebben. Dan bestaat er ons inziens in beginsel geen verplichting tot medewerking.

    Nemo tenetur beginsel

    Zoals een recent arrest van de Hoge Raad ons (wederom) leerde kan het uitleveren van gegevens ook in gedrang komen met het nemo tenetur beginsel, het beginsel om niet (actief) aan je eigen veroordeling mee te werken (HR 14 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1562).

    De Hoge Raad benadrukt in die zaak dat uit het beoordelingskader van het EHRM (arrest van 4 oktober 2022 in de zaak De Legé tegen Nederland (nr. 58342/15) volgt dat, waar het gaat om het verkrijgen van de daarin genoemde “specific pre-existing documents”, voor de toetsing aan artikel 6 EVRM beslissend is of de autoriteiten bekend zijn met het bestaan van dergelijke stukken, maar niet of de autoriteiten die stukken (ook) eigenmachtig hadden kunnen verkrijgen (vgl. overweging 76).

    De Hoge Raad meende in het arrest van 14 november 2023 dat het verzoek tot het meenemen van “alle” gegevens die betrekking hebben op bestellen en ontvangen van “vuurwerk”, waarbij “onder andere” kan worden gedacht aan facturen, bestelbevestigingen “etc.” terwijl de verdachte er al van verdacht werd dat hij illegaal (professioneel) vuurwerk via internet had gekocht – een situatie
    opleverde “where the authorities attempt to compel an individual to provide the evidence of offences he (…) has allegedly committed by forcing him (…) to supply documents which they believe must exist, although they are not certain of it (…). The latter situation the Court has described as ‘fishing expeditions’.”

    Kortom: dat brengt mee dat in de gegeven omstandigheden (bij fishing expeditions) de vervolging van de verdachte voor handelen in strijd met de in het belang van de opsporing op grond van artikel 19 lid 1 WED gedane vordering, een schending oplevert van het uit artikel 6 EVRM voortvloeiende “privilege against self-incrimination” (nemo tenetur-beginsel).

    Tot slot

    De ervaring leert dat als op verzoek of vordering medewerking is verleend en daarbij niet expliciet is gewezen op de consequenties van niet meewerken, verweren als het nemo tenetur-beginsel maar zelden bijval vinden.

    Wij geven dan ook als tip mee direct bij het eerste verzoek contact te nemen, zodat de eerste kritische vragen ten aanzien van de verdenking c.q. aanwijzing alsook de relatie van de verzochte gegevens tot het strafbare feit gemaakt kunnen worden. Dan kan aan de opsporingsambtenaren een halt wordt toegeroepen. Dat voorkomt reparatie achteraf. Een goed begin is het halve werk, of eigenlijke beter gezegd: soms het hele werk.

    Priscilla de Haas